2011

Als ik terug kijk op het afgelopen driekwart jaar moet ik concluderen dat het een aardig rampjaar is geweest. Het begin van een groentetuin gesmoord in akkerdistel, bijen die door de natte zomer net genoeg honing voor zichzelf konden verzamelen, de tractor die tot twee keer toe zware averij opliep en ervoor zorgde dat de spaarrekening regelmatig werd aangesproken.

De nazomer en de herfst vind ik de mooiste tijd van het jaar, maar ze maken mij altijd een beetje melancholiek. De zon wordt geel en oud, zoals Pee Pastinakel dat uitdrukt als het tijd wordt om te gaan ipsen.  Je plukt de vruchten van het afgelopen jaar en mocht je daar niet tevreden mee zijn dan is daar niet veel meer aan te veranderen. Als ik de zon op mijn gezicht laat schijnen en de geur van gevallen populierbladeren opsnuif, leer ik te berusten in zoals het nu eenmaal is gegaan.

Christenen werden in het begin door de niet-gelovigen ‘mensen van de Weg’ genoemd. Dat is een moeilijke levenshouding en sommige christenen verwachten dan ook veel van het hemelse hiernamaals, van het doel. Voor anderen lijkt dat nog zo ver weg en richten zich juist op een zeker en burgerlijk bestaan. Ikzelf geloof dat het de bedoeling was dat de hemel op aarde zou neerdalen; sterker nog! Het is al komende en wij gaan het nu tegemoet. Ik probeer meer onder weg te zijn, dan met het doel of alleen maar stilstaan. Ik leer zegen niet te zien als resultaat maar als het op de goede manier onderweg zijn. Ik leer geduld te hebben en leer mijn beperkte vermogen onder ogen te zien. Wat gebeurt er toch weinig in een jaar en wat ben ik er doorheen gevlogen. En als er al wat bereikt was, dan grotendeels zonder mijn inspanning: de ontwikkeling van het bijenvolk, het groeien van elzen met anderhalve meter, de reparatie van de tractor en het baltsen van een bruine kiekendief.

Dat stelt me gerust, dat het opheffen van de  vergankelijkheid van het menselijk bestaan en de vruchteloosheid in de schepping niet op mijn schouders rust. Zoals Bono van U2 het zegt: gelukkig hangt het niet van mijn karma af. Maar Jezus nodigt ons wel uit om Hem tegemoet te komen en de medemensen en de medeschepselen mee te nemen.