2008

Dit jaar heb ik uitgeroepen als sabbatsjaar voor het land. In februari ben ik begonnen met het inzaaien van een bloemenmengsel (Cruijdthoeck). Terwijl mijn buurman met een 150 pk John Deere zaai-egcombinatie zijn zomertarwe de grond in joeg, liep ik met een hooihark, verzwaard met een houten balkje, heen en weer. Een goede manier om elke vierkante meter van je land te herkennen en met de grond leren omgaan. De kleigrond van mijn perceel is namelijk extreem zwaar en gevoelig voor droogte en te veel nattigheid. In februari was de grod goed doorgevroren, maar het winterzonnetje was nog niet sterk genoeg om de bodem binnen een paar dagen te laten uitdrogen.

Dat was in maart wel anders! Toen zaaide ik het akkerkruidenmengsel in. Na 2 dagen zon waren de kluitjes al niet meer te breken, zodat dat zaaigoed niet zo best van de grond kwam. Maar akkerkruiden zijn wat minder gevoelig, dus er kwam genoeg op.

De zware grond had achteraf nog een voordeel. In het najaar van 2007 had de vorige eigenaar engels raaigras ingezaaid; een hoog productief gras dat de nodige bemesting en andere zorg verlangd. Het arme gewas heeft het zwaar; kleine polletjes die meteen bloeistengels produceren in plaats van een dichte zode te vormen. Gelukkig maar, want zo konden mijn bloemetjes voldoende ruimte vinden om te ontkiemen en te bloeien (foto…)

In het najaar kon ik met een subsidieregeling via mijn werk een drinkput laten graven; een brontosaurus van een rupskraan gromde om een uur of zeven ’s morgens het land op. De put is lekker ruim (doorsnee 15 m. en diep (2,5 m.), zodat hij bij extreme droogte toch grondwater houdt. De uitgekomen grond heb ik op een wal over de breedte van het veld gedeponeerd. Daarop kwam een deel van ongeveer 1.000 stuks bosplantsoen te staan. Dit plantwerk heb ik in de winter van 2008-2009 uitgevoerd. Gelukkig had ik de kraan een paar ondiepe greppels laten graven. De uitkomende grond vormde een mooi plantstrook. De vrij strenge winter had de grond mooi verkruimeld achtergelaten. ’s Morgens vroeg als de vorst nog in de bovenlaag van de bodem zat gaten spitten; dan bleef de klei namelijk niet als stopverf aan mijn spade kleven. Als de zon de bovenlaag ontdooide kon ik gaan planten, door de bevroren en verkruimelde kluiten rond de wortels van het plantgoed te vegen.

Omdat er nog veel tarwe van de voorgaande jaren opkwam, barste ik in de nazomer van de ratten en de muizen. Onder de palen die her en der langs de sloot staan vond ik regelmatig kerkuilbraakballen. De torenvalk van een fruitteler uit de buurt, heeft de hele winter boven mijn veldje om muizen staan bidden.

Maar mijn mooiste zegen van dit jaar was de vondst van de zeldzame akkerkruiden Eironde leeuwenbek, Spiesleeuwenbek en Kleine wolfsmelk die samen met een ongelofelijke hoeveelheid guichelheil de bodem van het veld bedekte. Kennelijk zat er nog voldoende leven in de zaadbank die dankzij de fruitboomperiode door de ruilverkaveling en de opkomst van gewasbeschermingsmiddelen was bewaard gebleven.